In de verlaten mijnen van Moria wekt de wanhopige doortocht van een jonge groep, samen met het onophoudelijke geschreeuw van een horde bloeddorstige orks, een oud beest uit zijn eeuwenlange sluimer. In de schaduwen van de lang verlaten hallen sluipt het gemene wezen rond om deze groep indringers te vernietigen. Met vlammen en woede zal niemand ontsnappen aan zijn toorn.
Het woeste ontwaken op de afbrokkelende ruïnes van Khazad-dûm deed de grondvesten van het Nevelgebergte schudden en waarschuwde iedereen binnenin voor het naderende onheil. De Fellowship kan alleen maar wankelen op de rand van wanhoop, omringd door pikzwarte afgronden en instortende stenen, terwijl ze zich realiseren wat hen achtervolgt, een Balrog, een vijand die verder reikt dan wie dan ook.